Zie ook:
snotter

snotteren werkw. Uitspraak: [ 'snɔtərə(n) ] Afbreekpatroon: snot·te·ren Vervoegingen: snotterde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesnotterd (volt.deelw.)
1) je neus de hele tijd ophalen in plaats van hem te snuiten Voorbeeld: 'Als ik je een zakdoek geef, stop je dan eindelijk met snotteren?'
2) tranen laten ...Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/snotteren

1) De neus ophalen 2) Huilen 3) Herhaaldelijk snuiven 4) Janken 5) Grienen 6) Snikken 7) Griepverschijnsel 8) Sniffen 9) Snuffen 10) Snot lozen 11) Snikkend huilen 12) Schreien 13) Trompetten 14) Neus ophalen
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Snotteren/1

Snotteren is huilen.
[basiswoordenlijst groep 4]Gevonden op
https://wikikids.nl/Snotteren

stofregenen, motregenen - Voorbeeld: ‘
December geeft ons weer een van die nieuwerwetse, rotte winters: een paar dagen vriezen, weer dooien, smuikelen, snotteren met natte sneeuw en ijzel die de takken van de bomen doet afkraken’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.