de eega zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'exa ] Afbreekpatroon: ee·ga Verbuigingen: eega's (meerv.) echtgenoot of echtgenote formeel Voorbeeld: 'Mijn zus heeft een Nederlandse eega, mijn broer een Belgische.' Synoniem: huwelijkspartner Synoniemen: echtgenoot gade levensgez levensgezel levenspartner man partner 3 definities...
1) Echtgenoot 2) Echtgenote 3) Ga 4) Gade 5) Gemalin 6) Huwelijkspartner 7) Levensgezel 8) Levenspartner 9) Man 10) Partner 11) Vrouw 12) Wederhelft 1) Echtgenoot 2) Echtgenote 3) Gade 4) Gemaal 5) Gemalin 6) Getrouwden 7) Huwelijkspartner 8) Levensgezel 9) Levenspartner 10) Man 11) Moeder de vrouw 12) Partner 13) Vrouw 14) Wederhelft 
echtgeno o t e (toon de herkomst via de etymologiebank)
echtgenoot, echtgenote
een eega kan zowel een man als een vrouw zijn: het woord betekent dus 'echtgenoot' én 'echtgenote'. Het is dus niet juist om eega alleen voor een vrouw te gebruiken en ega voor een man. De spelling ega is niet juist.