de echtgenoot zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈɛxtxənot ] Afbreekpatroon: echt·ge·noot Verbuigingen: echtgenoten (meerv.) de echtge - note zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈɛxtxə - notə ] Afbreekpatroon: echt·ge·noot Verbuigingen: echtgenotes (meerv.) degene met wie je getrouwd bent Synoniem: huwelijkspartner Synoniemen: eega gade gema...
1) Bedgenoot 2) Echtvriend 3) Eega 4) Eegade 5) Ga 6) Gade 7) Gehuwd man 8) Gemaal 9) Genoot 10) Getrouwde 11) Getrouwden 12) Huwelijkspartner 13) Levensgezel 14) Levenspartner 15) Man 16) Manlief 17) Partner 18) Vent 19) Wederhelft 1) Bruidegom 2) Eega 3) Eegade 4) Ga 5) Gade 6) Gemaal 7) Getrouwde 8) Huwelijkspartner 9) Levensgez 10) Levensgezel 11) Levenspartner 12) Man 13) Manlief 14) Partner 15) Vent 16) Wederhelft 
man met wie iemand getrouwd is (toon de herkomst via de etymologiebank)
persoon met wie een vrouw getrouwd is vb: Jan is de echtgenoot van Regina Synoniemen: man gemaal Tegenstellingen: vrouw echtgenote
1) mannelijke partner in een huwelijk, beschouwd in zijn huwelijksrelatie met zijn vrouwelijke, of sinds een recente wetsaanpassing soms mannelijke partner 2) man in een huwelijk, vooral beschouwd in verband met de specifieke levenswijze en de verplichtingen die dat met zich meebrengt; getrouwd man 3) huwelijkspartner, hetzij ...
• [familie] een mannelijke huwelijkspartner.
man met wie iemand getrouwd is
De echtgenoot is iemand waarmee een ander wettelijk is getrouwd. Zij kunnen in gemeenschap van goederen of onder huwelijksvoorwaarden trouwen. De regels voor echtgenoten gelden ook voor een geregistreerd partnerschap. Tussen echtgenoten zijn er verschillende rechten en plichten, zoals getrouwheid en het verlenen van hulp en bijstand. Als een echtge...
partij(en) van het huwelijk. ...