het eitje zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'ɛicə ] Afbreekpatroon: ei·tje iets dat heel gemakkelijk is Voorbeeld: 'Italiaans koken is voor haar een eitje.' Synoniem: fluitje van een cent Spreekwoorden en zegswijzen • een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben....
1) Doetje 2) Eenvoudige klus 3) Fluitje van een cent 4) Gemakkelijk karweitje 5) Gemakkelijk klusje 6) Halfzacht persoon 7) Lekkernij 8) Makkelijke opdracht 9) Makkie 10) Neet 11) Peulenschil 12) Slappeling 13) Vogelproduct 14) Week persoon 1) Doetje 2) Watje 3) Kuit 4) Neet 5) Ovulum 6) Vogelproduct 
1) vrouwelijke geslachtscel waaruit zich, na bevruchting, een nakomeling kan ontwikkelen 2) kippenei of vogelei; kippenei of ei van een andere hoendervogel als zuivelproduct en als voedsel; ook: de inhoud van een ei die gebruikt wordt bij het bereiden van gerechten 3) chocolade-eitje 4) gemakkelijk karweit...
Zie schietje. 
een schijnwerper in de vorm van een eitje-zonder-kapje.
eivormige greep als deurkruk.