de tweeling zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈtwelɪŋ ] Afbreekpatroon: twee·ling Verbuigingen: tweelingen (meerv.) twee kinderen die uit één zwangerschap zijn geboren een eeneiige tweeling (twee kinderen die uit één bevruchte eicel zijn geboren) 
1) Twee even oude kinderen 2) Natuurlijke dubbelgangers 3) Meerling 4) Nakomelingen 5) Gelijke in uiterlijk 6) Nakomeling 7) Twin 8) Sterrenbeeld 
twee in één dracht geboren kinderen
twee kinderen die geboren worden uit een zwangerschap
twee uit ??n dracht geboren kinderen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Een Tweeling komt op ongeveer 80 zwangerschappen komt één tweelingzwangerschap voor. Alle zogenaamde meerlingen kan men onderscheiden in eeneiige en twee-eiige. Van iedere vier tweelingen is er één eeneiige. Twee-eiige meerlinggeboorten ontstaan doordat de eierstokken bij de ovulatie meer dan één rijpe eicel afstoten. Zie ook menstruatie, zwa...
•twee wezens die met zijn tweeën tegelijk in één buik ontwikkeld zijn.
twee in één dracht geboren kinderen
Wanneer een vrouw of een dier twee kinderen of diertjes tegelijk krijgt noemen we dat een tweeling . [basiswoordenlijst groep 6]
klein vrachtscheepje van het type Westlander , ca. 8 tot 10m, geen roef , weinig boeisel . Zie ook bij: Drieling .
Twee kinderen die tegelijkertijd zijn verwekt, in dezelfde baarmoeder zijn gedragen en gewoonlijk op dezelfde dag worden geboren. Ze kunnen eeneiig zijn, wanneer een bevrucht eitje zich splitst, of twee-eiig, wanneer twee eitjes afzonderlijk zijn bevrucht