de fietssleutel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'fitsløtəl ] Afbreekpatroon: fiets·sleu·tel Verbuigingen: fietssleutels (meerv.) sleutel van het slot op je fiets Voorbeeld: 'Ik ben mijn fietssleutel verloren. Nu moet ik op een andere manier naar huis.' ... Gevonden op https://woorden.org/woord/fietssleutel