foeteren werkw. Uitspraak: [ 'futərə(n) ] Afbreekpatroon: foe·te·ren Vervoegingen: foeterde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefoeterd (volt.deelw.) erg mopperen op iemandinformeel Voorbeeld: 'Hou op. Loop niet zo tegen me te foeteren.' Synoniemen: knorren 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/foeteren
op een ongeduldige, mokkende, verongelijkte manier zijn ongenoegen uiten; mopperen; pregnanter ook: heftig tekeer gaan tegen iets of iemand; vloeken en tieren tegen iets of iemand; uitvaren tegen iets of iemand Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/foeteren
1.uitvaren, vloeken en razen, slaan Voorbeeld: ‘Evenals met zijn zoon zou net met de dochters gebeuren: zij ook waren hem ontgroeid, - stonden met eigen wil en gezindheid tegenover hun vader - en wat hij ook foeterde, zijn greep zou hen niet in bedwang houden’ 2.peuteren (WNT) Voorbeeld: ‘Om en rond de toren, in en uit het klokkenhu... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php