gonzen werkw. Uitspraak: [ ˈxɔnzə(n) ] Afbreekpatroon: gon·zen Vervoegingen: gonsde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gegonsd (volt.deelw.) een zoemend geluid maken Voorbeeld: 'Er gonzen bijen rond ons hoofd.' het gonst van (iets) ((iets) is overal aanwezig) 'Het gonst van de geruchten dat de president een minnares heeft.' Synonie...
1) Brommen 2) Dierengeluid 3) Geluid van bijen 4) Geluid van een bij 5) Geluid van een mug 6) Roezen 7) Ronken 8) Rumoer maken 9) Zoemen 10) Zoeven 11) Zwatelen 1) Brommen 2) Mommelen 3) Roezemoezen 4) Ronken 5) Snorren 6) Suizen 7) Zoemen 8) Zoeven 9) Zwatelen 
dof klinken, zoemen (toon de herkomst via de etymologiebank)
een gonzend en trillend geluid maken vb: de bijen gonzen rond de bloem
dof klinken