de griezel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'xrizəl ] Afbreekpatroon: grie·zel Verbuigingen: griezels (meerv.) 1) iemand die of iets dat je eng vindt Voorbeelden: 'Mijn buurman kijkt altijd zo raar naar me; ik vind dat toch een griezel!' , 'een griezel van een spin' 2) rilling door angst of afkeer informeel Gevonden op https://www.woorden.org/woord/griezel