het haantje zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'hancə ] Afbreekpatroon: haan·tje Verbuigingen: haantjes (meerv.) man die zich stoer gedraagt Synoniem: macho Synoniemen: branieschopper jong mannelijk hoen kemphaan kleine haan macho ruziemaker ruziezoeker twiststoker twistzoeker vechter Spreekwoorden en zegswijzen • haantj...
1) Bazig persoon 2) Bazige man 3) Branieschopper 4) Kemphaan 5) Macho 6) Macho man 7) MachOman 8) Ruziemaker 9) Ruziezoeker 10) Twiststoker 11) Twistzoeker 12) Vechter 1) Branieschopper 2) Kemphaan 3) Macho 4) Machoman 5) Ruziemaker 6) Ruziezoeker 7) Twiststoker 8) Twistzoeker 9) Vechter 
1) kleine haan; jonge haan 2) man die zich bazig of als een macho gedraagt en zichzelf graag op de voorgrond plaatst 3) speler van het Franse nationale voetbalelftal 4) kever die zich voedt met bladeren; bladhaantje
zie: TIETJE