zich haasten reflexief werkw. Uitspraak: [ ˈhastə(n) ] Afbreekpatroon: haas·ten Vervoegingen: haastte zich (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft zich gehaast (volt.deelw.) proberen om iets snel te doen Voorbeeld: 'Het is al laat, dus ik haast me naar het station.' Synoniemen: aanpoten ijlen jachten jagen opjutten opschieten overhaasten... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/haasten
• [refl] trachten om dat wat men te doen heeft snel af te maken. •:"Hij 'haastte' zich naar de deur." Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/haasten