voortmaken werkw. Afbreekpatroon: voort·ma·ken Verbuigingen: maakte voort Vervoegingen: voortgemaakt (volt.deelw.) ''voortmaken met'' in hoog tempo aan iets werken Voorbeeld: 'Zij hadden danig voortgemaakt met de aanleg ervan.' . Synoniemen: aanpoten haasten ijlen jagen opschieten overhaasten spoeden zich spoeden 2 definities...
1) Aangang 2) Aanpoten 3) Haasten 4) Jagen 5) Opschieten 6) Overhaasten 7) Spoeden 8) IJlen 1) Aanpoten 2) Doorveteren 3) Haast hebben 4) Haasten 5) Haastig wegkomen 6) IJlen 7) Jachten 8) Jagen 9) Opschieten 10) Overhaasten 11) Spoeden 12) Zich spoeden 
er haast mee maken vb: we moeten voortmaken, anders komen we te laat Synoniem: opschieten Tegenstellingen: treuzelen dralen teuten talmen