hakkelen werkw. Afbreekpatroon: hak·ke·len Verbuigingen: hakkelde Vervoegingen: gehakkeld (volt.deelw.) 1) in kleine stukjes hakken, ergens kleine stukjes uithakken Voorbeeld: 'De gehakkelde aurelia is een vlinder met grof gekartelde vleugels.' 2) moeilijk en onzeker spreken met herhaling van klanken Voorbeeld: 'Na...
1) Haperen 2) Inkepen 3) Inkerven 4) Insnijden 5) Poppelen 6) Stamelen 7) Stotteren 8) Uithakken 9) Uitsnijden 1) Haperen 2) Moeizaam spreken 3) Poppelen 4) Spraakgebrek 5) Stamelen 6) Stotteren 7) Wijze van praten 
stotteren (toon de herkomst via de etymologiebank)
moeizaam uitspreken vb: Paco stond maar een beetje te hakkelen bij zijn spreekbeurt Synoniem: stotteren
stamelen