1.behoorlijk, fatsoenlijk, geweldig, groots Voorbeeld: ‘Anders niets en zag hij (= boer Vermeulen) dan de hebbelijke zaaiman die groot en allene, stond op 't vlakke land’ 2.redelijk, inschikkelijk Voorbeeld: ‘Boer 'k brenge u hier een kerel die wenst uwe stal te zien en een veulen zou kopen als ge hebbelijk zijt’ 3.dragel... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0011.php