hippen werkw. Uitspraak: [ 'hɪpə(n) ] Afbreekpatroon: hip·pen Vervoegingen: hipte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft, is gehipt (volt.deelw.) kleine sprongetjes maken Voorbeeld: 'Een musje hipt naar de broodkruimels.' niet hippen (zich niet verroeren, niet over de burg komen) 'Toen het zijn beurt was, hipte hij niet.' Synoniemen: tr... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hippen