de huisdeur zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'hœyzdɵ:r ] Afbreekpatroon: huis·deur Verbuigingen: huisdeuren (meerv.) deur waardoor je een huis of appartement binnengaat, meestal aan de kant van de straat of de galerij Voorbeeld: 'een huisdeur met brievenbus en deurbel' Synoniem: voordeur Synoniemen: portiek 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/huisdeur