jakkeren werkw. Uitspraak: [ ˈjɑkərə(n) ] Afbreekpatroon: jak·ke·ren Vervoegingen: jakkerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gejakkerd (volt.deelw.) je erg haasten Voorbeeld: 'Ik loop de hele dag al te jakkeren om mijn werk klaar te krijgen.' Synoniemen: drijven ijlen jachten jagen opschieten reppen snellen spoeden vliegen zich... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jakkeren
1) zich zeer gehaast en overmatig snel voortbewegen, veelal al rijdend, fietsend of lopend 2) gejaagd met iets bezig zijn of naar iets streven Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/jakkeren