kansloos bijv.naamw. Uitspraak: [ 'kɑnslos ] Afbreekpatroon: kans·loos zonder kans op succes of overwinning Voorbeeld: 'De veteranen waren kansloos tegen het eerste jeugdelftal.' Antoniem: kansrijk Synoniemen: hopeloos uitzichtloos Intensiveringen Uitdrukkingen die kansloos betekenen (waarin het woord zelf niet voorkomt): aan de g... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kansloos