knopen werkw. Uitspraak: [ ˈknopə(n) ] Afbreekpatroon: kno·pen Vervoegingen: knoopte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geknoopt (volt.deelw.) met een knoop vastmaken Voorbeelden: 'leren hoe je de veters van je schoenen moet knopen' , 'twee touwtjes aan elkaar knopen' Synoniem: vastknopen Synoniemen: aan elkaar binden aan elkaar kno...
1) Aan elkaar binden 2) Bevestigen 3) Binden 4) Breien 5) Dichtmaken met een knoop 6) Een knoop leggen 7) Een veter strikken 8) Haken 9) Handwerk 10) Handwerken 11) Handwerkgerei 12) Handwerkverrichten 13) Ineenvlechten 14) Knevelen 15) Kunstig vlechten 16) Nokken 17) Samenknopen 18) Sluiten 19) Strikken 1) Bevestigen 2) Binden 3) Breien 4) Knevelen 5) Nokken 6) Samenknopen 7) Sluiten 8) Strikken 9) Timmersteek 10) Vastbinden 11) Vastmaken 12) Verbinden 13) Vervaardigen 
Een punt (vaak een verdikking) op de stengel waarop 1 of meer bladeren staan ingeplant
(Let op: oude spelling) Bij het onderzoek van physische mediums worden deze vaak in een stoel gebonden; het komt er dan op aan, goede knopen to leggen. In de magie spelen knopen een belangrijke rol; deze symboliseren dan de onmogelijkheid van zich to bewegen of to handelen. Ze worden zowel voor, als tegen betovering gebruikt. De demon wordt ...
er zo omheen doen dat het vast zit vb: hij knoopte de touwen aan elkaar Synoniem: vastbinden
•een vastzittende lus in een koord, draad of touw maken.
d.m.v. knopen vastmaken
Ongewenste papiervezel-concentratie (verdikking). (zie papiermaken)
het leggen van knopen of steken (znw). Zie ook steken (ww).
Bij planten het aanhechtingspunt van het blad.
Synoniem: Ties (Eng)