strikken werkw. Uitspraak: [ ˈstrɪkə(n) ] Afbreekpatroon: strik·ken Vervoegingen: strikte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gestrikt (volt.deelw.)
1) zo knopen dat er een strik (1) ontstaat of een andere knoop die makkelijk losgaat Voorbeelden: 'de veters van je schoenen strikken' , 'een stropdas strikken'
2) ...Gevonden op
https://woorden.org/woord/strikken
1) Vastbinden 2) In een strik vangen 3) Iemand zien over te halen 4) Binden 5) Stroppen 6) Vangen 7) Vangstwerktuigen 8) Knevelen 9) In een strop vangen 10) Vastknopen 11) Vastmaken 12) Jagen 13) Overhalen 14) Knopen 15) Lubben 16) Haken 17) Lussen 18) Stropen 19) Met een strik bevestigen
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Strikken/1
er een strik in maken vb: kan Marijn al veters strikken?
een stropdas strikken
[hem op een bepaalde manier knopen]Gevonden op
https://mowb.muiswerken.nl/
tot een strik binden; met een strik bevestigen; (gewestelijk) breien
Gevonden op
https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_gecombineerd_ca
plaatselijke term voor boeten .
Gevonden op
https://www.binnenvaarttaal.nl/zoek.php?woord=strikken
Ornament bestaande uit twee lussen en twee uiteinden gescheiden door een knoop. Gemaakt van touw, lint of textiel. Gebruikt als decoratie en/of sluiting op kleding, kledingaccessoires of in het haar
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/11605
Geen exacte overeenkomst gevonden.
