krijgen werkw. Uitspraak: [ ˈkrɛixə(n) ] Afbreekpatroon: krij·gen Vervoegingen: kreeg (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekregen (volt.deelw.) 1) zonder betaling ontvangen Voorbeelden: 'cadeautjes krijgen' , 'een kind krijgen' , 'een goed idee krijgen' Antoniem: geven 2) in genoemde situatie komen of brengen
1) Grijpen 2) Geworden 3) Verwerven 4) Beuren 5) Aanvaarden 6) Aankomen aan 7) Bekomen 8) Langen 9) Vangen 10) Vatten 11) Inwinnen 12) Gewinnen 13) Genieten 14) Opdoen 15) Opstrijken 16) Strijden 17) Ontvangen 18) Cadeau krijgen 
verwerven
verwerven, pakken (toon de herkomst via de etymologiebank)
in het bezit ervan komen vb: ik kreeg een fiets van Johanslaap krijgen [slaperig worden]ik krijg hem nog wel! [ik zal wraak nemen]er erg in krijgen [begrijpen hoe het zit]het aan de gang krijgen [laten werken]er genoeg van krijgen [het niet meer willen]een kind krijgen [bevallen]
• [ov] verwerven, ontvangen. • [ov] een ziekte oplopen. • [auxl] maakt met behulp van een meewerkend voorwerp een ;Werkwoord •Dubbele overgankelijkheid
verwerven