langslopen werkw. Uitspraak: [ 'lɑŋslopə(n) ] Afbreekpatroon: langs·lo·pen Vervoegingen: liep langs (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is langsgelopen (volt.deelw.) 1) voorbij iets of iemand lopen Voorbeelden: 'Ik ben er gisteren toevallig langsgelopen.' , 'Jammer dat de spoorlijn zo vlak achter het huis langsloopt.' 2) ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/langslopen