
langslopen werkw. Uitspraak: [ 'lɑŋslopə(n) ] Afbreekpatroon: langs·lo·pen Vervoegingen: liep langs (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is langsgelopen (volt.deelw.)
1) voorbij iets of iemand lopen Voorbeelden: 'Ik ben er gisteren toevallig langsgelopen.' , 'Jammer dat de spoorlijn zo vlak achter het huis langsloopt.'
2)...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/langslopen

1) Passeren 2) Voorbijgaan 3) Aanlopen
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Langslopen/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.