malen werkw. Uitspraak: [ 'malə(n) ] Afbreekpatroon: ma·len Vervoegingen: maalde (verl.tijd enkelv.) 1) poeder maken van (graan, koffie) Vervoegingen: heeft gemalen (volt.deelw.) 2) (water) door pompen verwijderen Vervoegingen: heeft gemalen (volt.deelw.) Voorbeeld: 'een drooggemalen polder' 3) steeds o...
1) Afbeelden 2) Begeren 3) Beschrijven 4) Draaien 5) Fijndraaien 6) Fijnmaken 7) Kauwen 8) Keren 9) Kweernen 10) Mijmeren 11) Peinzen 12) Piekeren 13) Pompen 14) Schilderen 15) Tekenen 16) Tobben 17) Wentelen 18) Woelen 19) Zaniken 20) Zeuren 21) IJlen 1) Bizarre taal uitslaan 2) Brouwersterm 3) Draaien 4) Fijn draaien 5) Fijn maken 6) Fijndraaien 7) Fijnmaken 8) Fijnwrijven 9) IJlen 10) In de war zijn 11) In de war zitten 12) In een molen fijn malen 13) Keren 14) Met de tanden fijn maken 15) Mijmeren over hetzelfde 16) Neuzelen 17) Niet wijs zijn 
fijn maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) ergens constant mee bezig zijn, niet kunnen stoppen met nadenken (piekeren)
iets fijn maken vb: koffiebonen moet je eerst malen
trappen
•tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven.
[I] fijnmaken [II] schilderen
Def.: de beweging van de schroefbladen.
Def.: het naar lucht happen van een school haring, waarbij het lijkt alsof het regent.
door het hoofd wentelen, onzin praten - Jaar van herkomst: 1621 (WNT malen II )
met het maalnet werken.
Uit `De lagere vaktalen: De tabakbewerkerstaal` 1914 dit doet men tabak voor snuif die zeer fijn van korrel moet zijn.
woord uit 1812, uitleg bij teksten van E.J. Potgieter (1808 - 1875) schilderen.
Het fijnmaken van ingrediënten met een speciaal daarvoor ontwikkelde molen of met behulp van een keukenmachine of staafmixer