
meelopen werkw. Uitspraak: [ 'melopə(n) ] Afbreekpatroon: mee·lo·pen Vervoegingen: liep mee (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is,heeft meegelopen (volt.deelw.)
samen met iemand anders een afstand lopend afleggen Voorbeeld: 'Ik loop wel even met je mee naar de parkeergarage.' een tijd meelopen (een tijd in functie zijn of betrokken zijn ...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/meelopen

1) Meegaan 2) Meeslaan 3) Volgen 4) Meewerken 5) Met anderen meedoen 6) Gelukken 7) Geleiden 8) Oplopen 9) Begeleiden 10) Chaperonneren 11) Navolgen 12) Heulen 13) Te voet vergezellen 14) Escorteren 15) Bijblijven 16) Veel ophebben met 17) Vergezellen 18) Vleugen 19) In het lopen vergezellen
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Meelopen/1

lopend vergezellen
Gevonden op
https://uitleenwoordenbank.ivdnt.org/index.php/uitleen/zoek_gecombineerd_ca
Geen exacte overeenkomst gevonden.