meewarig bijv.naamw. Uitspraak: [ me'warəx ] Afbreekpatroon: mee·wa·rig blijk gevend van het gevoel dat iemand anders een beetje sneu is Voorbeelden: 'een meewarige glimlach' , 'Als ik mijn collega's vertel dat ik in een huurhuis woon, word ik meewarig aangekeken. In onze kringen woont men in een koophuis.' Synoniemen: deelnemend 3 defin... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/meewarig