monochroom bijv.naamw. Uitspraak: [ mono'xrom ] Afbreekpatroon: mo·no·chroom bestaande uit of gebruikmakend van één kleur Voorbeeld: 'Fotografen kunnen hun kleurbeelden omzetten in monochrome beelden.' Antoniem: polychroom Synoniemen: eenkleurig 
1) In één kleur 2) Eenkleurig 
eenkleurig
Decoratie in één kleursoort. In Delft meestal blauw.
Eenkleurig. Een beeld of materiaal dat uitsluitend zwart-wit- of grijstrapinformatie weergeeft. Grijstrapinformatie in één kleur is ook monochroom.
Monochroom betekent dat je één basiskleur gebruikt, maar wel in verschillende tinten.
Geschilderd in een kleur met diverse tinten
eenkleurig (toon de herkomst via de etymologiebank)
in één kleur.
'Monochromatisch licht' of 'monochroom licht' is licht van één enkele golflengte. Het woord 'monochroom' is afgeleid van de Oudgriekse woorden μόνος, 'monos' (één) en χρῶμα, 'chrōma' (oppervlak, huidskleur).