I opkomen werkw. Uitspraak: [ ˈɔpkomə(n) ] Afbreekpatroon: op·ko·men Vervoegingen: kwam op (verl.tijd ) Vervoegingen: is opgekomen (volt.deelw.) verschijnen de zon komt op (de zon komt boven de horizon) de zaden komen op (de zaden ontkiemen en komen uit de grond) de artiest komt op (de artiest loopt het podium op) II opkomen (voor iet...
1) Bovenkomen 2) Bestijgen 3) Verdedigen 4) Verschijnen 5) Verrijzen 6) Klimmen 7) Overeind komen 8) Verschijnen op een vergadering 9) Wassen 10) Wakker (ten tonele) verschijnen 11) Ingang vinden 12) Stijgen 13) Furore maken 14) Populair worden 15) Nastreven 16) Typografische term 17) Omhoogkomen 18) Ontkiemen 
Het moment waarop de gezaaide plantjes uit de grond komen.
omhoog komen vb: de maan kwam op
• [erga] iemand verdedigen. • [erga] omhoogkomen.
Het aanmelden voor de militaire dienst.
naar boven komen