oppikken werkw. Uitspraak: [ 'ɔpɪkə(n) ] Afbreekpatroon: op·pik·ken Vervoegingen: pikte op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgepikt (volt.deelw.) 1) iemand op een bepaalde plaats afhalen Voorbeeld: 'Zal ik je om zeven uur bij je thuis oppikken?' 2) met de snavel pakken en opeten Voorbeeld: 'De vogels had... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/oppikken