opslokken werkw. Uitspraak: [ 'ɔpslɔkə(n) ] Afbreekpatroon: op·slok·ken Vervoegingen: slokte op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgeslokt (volt.deelw.) 1) snel en gretig opeten Voorbeeld: 'Het geitje slokte de sneden brood op alsof hij al dagen niet meer gegeten had.' Synoniem: opschrokken 2) deel doen uitma... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opslokken