optellen werkw. Uitspraak: [ ˈɔptɛlə(n) ] Afbreekpatroon: op·tel·len Vervoegingen: telde op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft opgeteld (volt.deelw.) bepalen hoeveel het is als je (getallen) samenneemt Voorbeeld: 'alle uitgaven bij elkaar optellen en dan delen door het aantal deelnemers' Synoniemen: adderen bijrekenen bijtellen e... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/optellen