overnachten werkw. Uitspraak: [ ovərˈnɑxtə(n) ] Afbreekpatroon: over·nach·ten Vervoegingen: overnachtte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft overnacht (volt.deelw.) (ergens anders dan thuis) slapend de nacht doorbrengen Voorbeeld: 'overnachten in een hotelletje langs de weg' Synoniemen: logeren 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/overnachten