pielen werkw. Uitspraak: [ 'pilə(n) ] Afbreekpatroon: pie·len Vervoegingen: pielde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepield (volt.deelw.) op een ontspannen en nonchalante manier met iets bezig zijn Voorbeeld: 'Hij doet niks liever dan de hele dag aan zijn auto pielen.' Synoniemen: : prutsen, klooien, klungelen, Synoniemen: klooien ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/pielen