pretenderen werkw. Uitspraak: [ pretɛn'derə(n) ] Afbreekpatroon: pre·ten·de·ren Vervoegingen: pretendeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepretendeerd (volt.deelw.) de verwachting wekken dat je iets kunt of bent Voorbeelden: 'Hij pretendeert dat hij kan schaken, maar wat rokeren is weet hij niet eens.' , 'De opsomming pretend... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/pretenderen