de prof zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ prɔf ] 1) iemand die als beroep een sport beoefent Verbuigingen: prof - s (meerv.) Voorbeeld: 'Ze is nu drie jaar prof.' Synoniem: professional 2) professor Verbuigingen: prof - s, prof - fen (meerv.) Voorbeeld: 'Het congres is alleen toegankelijk voor proffen en universitair ...
1) Academicus 2) Academische titel 3) Beroeps 4) Beroepsspeler 5) Beroepssporter 6) Beroepssportman 7) Betaald sportman 8) Betiteling 9) Betiteling van hoogleraren 10) Geleerde 11) Hooggeleerde 12) Hoogleraar 13) Hoogleraar (Afk.) 14) Niet amateur 15) Professional 16) Professor 17) Slimme sporter 18) Studentikoze term 1) Beroeps 2) Beroepsrenner 3) Beroepsspeler 4) Beroepssporter 5) Betaald 6) Hoogleraar 7) Professional 8) Professor 
professional (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die het als beroep doet vb: hij is een tennisprof Synoniem: professional Tegenstelling: amateur
1) iemand die voor zijn beroep aan een universiteit of hogeschool in de hoogste wetenschappelijke rang doceert en onderzoek verricht en leidt; professor; hoogleraar 2) iemand die een sport beoefent voor zijn beroep; beroepssporter; professional; profsporter
professor
professional - Jaar van herkomst: 1950 (GVD )