de rijkdom zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈrɛigdɔm ] Afbreekpatroon: rijk·dom 1) bezit en geld Verbuigingen: rijkdom - men (meerv.) Voorbeeld: 'rijkdommen vergaren' 2) overvloedige aanwezigheid Voorbeeld: 'Koraalriffen bevatten een onschatbare rijkdom aan levensvormen.' Synoniemen: bezit overvloed armoede (anto...
1) Fortuin 2) Geld en goed 3) Opulentie 4) Schat 5) Kapitaal 6) Groot bezit 7) Aanzienlijk vermogen 8) Overvloed 9) Bezit 10) Vermogen 11) Luxe 12) Grote hoeveelheid 13) Wereldse goederen 14) Welvaart 15) Weelde 16) Uberteit 17) Groot bezit aan geld 18) Het bezit van vele aardse goederen 
het rijk-zijn
Let op: Spelling van 1858 allegorische godheid der Romeinen, dochter van den Arbeid en de Spaarzaamheid
het rijk-zijn (toon de herkomst via de etymologiebank)
het hebben van veel geld en bezittingen vb: er is wel sprake van rijkdom in die familie
'Rijkdom' of 'welstand' is, sociaal-economisch bezien, een overvloed aan geld, land, grondstoffen, bezittingen en/of eigenschappen. Het tegenovergestelde van rijkdom is armoede.
het rijk-zijn