de schaatsenrijder zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: schaat·sen·rij·der Verbuigingen: schaatsenrijders (meerv.) Verbuigingen: schaatsenrijdertje (verkleinwoord) 1) iemand die zich op de schaats voortbeweegt Voorbeeld: 'Bij schaatsenrijders die deelnemen aan de molentocht gaat een kop snert er altijd wel in.' 2) ''Ger... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/schaatsenrijder
1) iemand die als sport of als liefhebberij op schaatsen rijdt; schaatser 2) insect met een smal, lang lichaam, kleine vleugels en vier zeer lange poten waarmee het zich snel over het water kan voortbewegen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/schaatsenrijder