1.(de oren) spitsen Voorbeeld: ‘De koeien wisten niet waar ze 't hadden, ze schichtten de oren, begonnen te trappelen en bukten de kop gereed om weg te schieten de barm neer’ 2.flitsen, blinken, vurig, vinnig kijken Voorbeeld: ‘Zijn wantrouwige ogen schichtten onrustig, diep onder zijn grote pet’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php