sluipen werkw. Uitspraak: [ ˈslœypə(n) ] Afbreekpatroon: slui·pen Vervoegingen: sloop (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is geslopen (volt.deelw.) voorzichtig lopen zodat niemand het merkt Voorbeeld: 'De kat sluipt naar de vogel in de tuin.' Synoniemen: glijden kruipen 4 definities...
1) Behoedzaam voortbewegen 2) Doorglippen 3) Glijden 4) Gluipen 5) In stilte voortbewegen 6) Kruipen 7) Onopgemerkt 8) Onopgemerkt gaan 9) Onopgemerkt kruipen 10) Sluiken 11) Zich behoedzaam voortbewegen 1) Kruipen 2) Tijgeren 
zich behoedzaam voortbewegen (toon de herkomst via de etymologiebank)
zachtjes lopen, zodat niemand je opmerkt vb: Meike sloop de trap af naar beneden
• [erga] zeer voorzichtig lopen, op zo`n manier dat ontdekking vermeden kan worden.
zich onopgemerkt voortbewegen