de sluitingstijd zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: slui·tings·tijd Verbuigingen: sluitingstijden (meerv.) het tijdstip dat een winkel, horecazaak gaat sluiten Voorbeelden: 'Tegen sluitingstijd kwam de overvaller de winkel binnen.' , 'De sluitingstijden van de kroegen hier worden aangepast.' . 2 definities...
1) Tijd tegen de afloop van een markt 2) Tijd van dichtgaan 
1) tijdstip waarop een bedrijf, instelling, balie enz. sluit voor klanten of publiek; sluitingstijdstip van een bedrijf, instelling, balie enz. 2) hoeveelheid tijd die iets nodig heeft om zich te sluiten
periode of tijdvak dat er niet gevist mag worden. Ook besloten of gesloten tijd genoemd. Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.