snaaien werkw. Afbreekpatroon: snaai·en Verbuigingen: snaaide Vervoegingen: gesnaaid (volt.deelw.) 1) pikken 2) lekker eten . Synoniemen: afnemen benemen gappen graaien grijpen grissen inpikken jatten kapen leegstelen ontfutselen ontnemen peuzelen pikken plunderen roven stelen toeëigenen verdonkeremanen verdonkeren...
1) Betrappen 2) Gappen 3) Graaien 4) Grissen 5) Grijpen 6) Inpikken 7) Jatten 8) Kapen 9) Ontnemen 10) Pikken 11) Rampassen 12) Rampokken 13) Roven 14) Snoepen 15) Snuffelen 16) Stelen 17) Toeëigenen 18) Verdonkeremanen 19) Weggraaien 20) Wegkapen 21) Wegnemen 22) Wegpakken 23) Wegpikken 24) Wegroven 1) Een snelle greep doen 2) Gappen 3) Graaien 4) Grijpen 5) Grissen 6) Inpikken 7) Jatten 8) Kapen 9) Ontnemen 10) Peuzelen 11) Pikken 12) Rampassen 13) Snoepen 14) Stelen 15) Toe-eigenen 16) Verdonkeremanen 17) Weggraaien 18) Wegkapen 19) Wegnemen 20) Wegpikken 21) Wegroven 
wegpakken (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) snoepen
stelen
stelen
echt Nederlandsche handelswoorden (1914):heimelijk iets tot zich nemen, meer in rekening brengen dan werkelijk gekocht is.
Amsterdams woord voor eten, stelen