de snor zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ snɔr ] Verbuigingen: snorren (meerv.) 1) niet weggeschoren haar tussen de mond en de neus van een man Voorbeeld: 'hangsnor' 2) je snor drukken (proberen iets niet te hoeven doen) 'Toen ik zag wat er allemaal te doen was, heb ik mijn snor gedrukt.' 3) snor ...
1) Aangezichtsbeharing 2) Bovenlipversiering 3) Deel van het gelaat 4) Deel van het hoofd 5) Lichaamsdeel 6) Frisdrank 7) Gelaatsversiering 8) Gezichtsbegroeiing 9) Gezichtsbeharing 10) Gezichtshaar 11) Haar 12) Haar onder de neus 13) Haar op de bovenlip 14) Haar tussen mond en neus 15) Haarbos 16) Haarbosje op de bovenlip 1) Knevel 2) Moustache 3) Nachtegaalrietzanger 4) Snorbaard 5) Snorrebot 6) Snorrepijp 7) Snorwagen 
haar op de bovenlip (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) politieagent
haar op bovenlip vb: hij laat zijn snor staan
(Locustella luscinioides) -Wetenschappelijke naam: - Locustella luscinioides (Savi, 1824) -Nederlandse naam: - Snor -Vogelgroep:- Karekieten en rietzangers -Veldkenmerken.- 14 cm. Kan verward worden met Krekelzanger of Kleine Karekiet. Ongestreept, geheel bruin, behalve witte buik
haar op de bovenlip
haar op de bovenlip
een boeggolf, die breekt.
Wetenschappelijke naam: Locustella luscinioides 
Locustella luscinioides, Engels: Savi´s Warbler
Amsterdams woord voor dat zit wel goed