spitsen werkw. Uitspraak: [ spɪtsə(n) ] Afbreekpatroon: spit·sen Vervoegingen: spitste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gespitst (volt.deelw.) je oren spitsen (scherp gaan luisteren) 'Toen ik mijn naam hoorde vallen spitste ik mijn oren.' Synoniemen: spitsuren tuiten Spreekwoorden en zegswijzen • de oren ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/spitsen
[ beroemde gebouwen] Het bewerken van natuursteen om het natuursteen enigszins vlak te maken. Door met moker op een puntijzer of spitsijzer te slaan, wordt de overtollige steen verwijderd tot de natuursteen enigzins vlak is. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10776