stuwen werkw. Uitspraak: [ 'stywə(n) ] Afbreekpatroon: stu·wen Vervoegingen: stuwde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gestuwd (volt.deelw.) 1) zorgen dat iets vooruit komt of beter wordt Voorbeeld: 'Goede kwartaalcijfers van bedrijven stuwen de beurzen.' Synoniem: bevorderen (1) stuwende kracht (iets of iemand die (iets) sti...
1) Aandrang 2) Animeren 3) Bergen 4) Dicht opeenduwen 5) Drijven 6) Duwend voortbewegen 7) Goederen in schip laden 8) Laden 9) Laden (zeevaart) 10) Opstapelen 11) Opstuwen 12) Pakken 13) Persen 14) Stapelen 15) Stouwen 16) Stuwage 17) Trimmen 18) Volladen 19) Voortbewegen 20) Voortdrijven 21) Voortduwen 1) Arrimeren 2) Bergen 3) Bevrachten 4) Drijven 5) Laden 6) Opslaan 7) Opstapelen 8) Pakken 9) Persen 10) Stapelen 11) Stouwen 12) Trimmen 13) Voortbewegen 14) Voortdrijven 15) Voortduwen 16) Vooruitduwen 
voortduwen; een stroom belemmeren (toon de herkomst via de etymologiebank)
zorgen dat het beweegt, vooruit duwen vb: het hart stuwt het bloed door de aderen
lading bergen
voortduwen, stroom tegenhouden
Het krachtig afzetten met de achterbenen tijdens het bewegen. Het stevig afzetten met de achterbenen tijden het lopen.
het krachtig afzetten van de achterbenen tijdens het bewegen
echt Nederlandsche handelswoorden (1914):dicht opeenpakken.
Productiebewerkingen in een situatie waarbij de fabricage op basis van prognoses plaats vindt.
Vaste of regelbare dam in de rivier voor het handhaven van het waterpeil en het regelen van de wateraanvoer
Stuwen van goederen is het zo efficiënt mogelijk in een ruimte (container of schip) laden of lossen.