tegenstaan werkw. Afbreekpatroon: te·gen·staan Verbuigingen: stond tegen Vervoegingen: tegengestaan (volt.deelw.) 1) enz. 2) tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: 'Zin met het tegenstaan in de tweede betekenis erin.' 3) gevoelens van aversie oproepen Voorbeeld: 'Wat mij aan hem tegenstaat zal duid...
1) Afkeer wekken 2) Afstoten 3) Ergeren 4) Mishagen 5) Repugneren 6) Stuiten 7) Tegen de borst stuiten 8) Tegenspannen 9) Tegensteken 10) Vermoeien 11) Vervelen 12) Weerstand oproepen 1) Afkeren 2) Afschrikken 3) Afstoten 4) Ergeren 5) Mishagen 6) Rebuteren 7) Stinken 8) Tegengaan 9) Vermoeien 10) Vervelen 11) Walgen 12) Wegstoten 
onaangenaam zijn, weerstand oproepen