mishagen werkw. Afbreekpatroon: mis·ha·gen Verbuigingen: mishaagde Vervoegingen: mishaagd (volt.deelw.) 1) ontstemd worden Voorbeeld: 'De goden waren hierover zeer mishaagd' 2) niet aanstaan, niet behagen Voorbeeld: 'Hem mishaagde zeer dat zij niets van hem weten wilde.' . Synoniemen: afstoten afwijzen misnoegen on...
1) Afstoten 2) Afwijzen 3) Misnoegen 4) Misvallen 5) Niet aanstaan 6) Niet bevallen 7) Ontevredenheid 8) Ontmoedigen 9) Tegenstaan 10) Verdriet 1) Afstoten 2) Afwijzen 3) Misnoegen 4) Onbehagen 5) Ongenoegen 6) Ontevredenheid 7) Ontmoedigen 8) Tegenstaan 
niet aanstaan (toon de herkomst via de etymologiebank)
[I] niet aanstaan, misnoegen wekken [II] ongenoegen
niet aanstaan