terugkeren werkw. Uitspraak: [ təˈrʏxkerə(n) ] Afbreekpatroon: te·rug·ke·ren Vervoegingen: keerde terug (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is teruggekeerd (volt.deelw.) weer gaan in de richting waar je vandaan bent gekomen Voorbeeld: 'terugkeren naar je geboortestad' op je schreden terugkeren (wat je hebt gezegd of gedaan ongedaan mak...
1) Deinzen 2) Herleven 3) Omkeren 4) Retourneren 5) Terugkomen 1) Herleven 2) Omkeren 3) Rebrousseren 4) Rentrees 5) Retourneren 6) Teruggaan 7) Terugkomen 8) Vervallen 9) Wederkeren 10) Wederkomen 11) Weerkeren 12) Zich herhalen 13) Zich weer begeven 14) Zich weer begeven (naar) 
weer hier naar toe komen vb: ben je al teruggekeerd van vakantie? Synoniem: terugkomen Tegenstellingen: vertrekken weggaan opbreken
• [erga] gaan naar een plaats waar men eerder vandaan kwam.