troosten werkw. Uitspraak: [ ˈtrostə(n) ] Afbreekpatroon: troos·ten Vervoegingen: troostte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getroost (volt.deelw.) steunen bij pijn of verdriet Voorbeelden: 'tips om een huilende baby te troosten' , 'Ik troost me met de gedachte dat de ellende spoedig voorbij zal zijn.' Synoniemen: bemoedigen laven ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/troosten
iets doen of zeggen waardoor iemands verdriet wat minder wordt vb: hij troostte mij door gewoon goed te luisteren Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=troosten