trotseren werkw. Uitspraak: [ trɔtˈserə(n) ] Afbreekpatroon: trot·se·ren Vervoegingen: trotseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getrotseerd (volt.deelw.) je niet laten afschrikken door iemand of iets Voorbeeld: 'sneeuw en wind trotseren' Synoniemen: : weerstaan, tarten (1) Synoniemen: doorstaan tarten weerstaan Spreekwoorden ...
1) Blootstellen 2) Braveren 3) Doorstaan 4) Het hoofd bieden 5) Het hoofd bieden aan 6) Onder ogen zien 7) Tarten 8) Trotsen 9) Uitdagen 10) Verachten 11) Weerstaan 12) Weerstreven 1) Blootstellen 2) Braveren 3) Overleven 4) Tarten 5) Uitdagen 6) Verachten 7) Weerstaan 8) Weerstreven 
weerstaan (toon de herkomst via de etymologiebank)
je er niet door laten verslaan vb: ze trotseerden de kou en kwamen toch naar ons toe
het hoofd bieden