1.eindigen, aflopen Voorbeeld: ‘Wat was er op haar gemunt dat 't een na 't ander, al wat ze aanraakte of rond zich beroerde, dat 't al om 't even zwart en rampzalig uitkeerde?!’ 2.betalen (VD II) Voorbeeld: ‘Hij deed hun de gang van het spel uiteen: als 't klavers gevallen was, moest de vent me 't dubbel uitkeren’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0023.php